Bij zijn afscheid eind 2024 More verdedigde prof. dr. Rudi te Velde dat hoewel het dier-zijn de mens niet helemaal vreemd is, hij daarmee beslist niet geheel samenvalt. Een korte samenvatting van zijn voordracht.
Door Rudi te Velde, tot voor kort hoogleraar aan Tilburg University namens de Stichting Thomas
Onze omgang met dieren is in toenemende mate een bron van zorg en ongemak. Met al onze oprechte dierenliefde voelen wij ons schuldig hoe we dieren behandelen, van circusdier, hobbykip, tot de gekooide dieren in de dierentuin, en zelfs het houden van huisdieren stuit bij sommigen op weerstand. Dieren, zo zegt men, zijn er niet voor ons plezier. Ze hebben recht op een eigen leven; en dat eigen leven kan voor ons een bron van genoegen zijn – denk aan het succes van de wolf – maar levert ook lastige dilemma’s op. Ook het houden van dieren voor ons nut, steeds meer op industriële schaal, de koeien, de kippen en de varkens waar Nederland overvol van is, roept indringende vragen op. Waar ligt de grens tussen gebruik en misbruik? Loopt onze omgang met dieren niet uit de hand?
We zijn ‘dierlijker’ dan ons lief is
Wij zijn fundamenteel onzeker geworden over onze verhouding tot dieren. Dieren komen ons ‘menselijker’ voor dan we vaak dachten, en mensen zijn ‘dierlijker’ dan ons lief is. Onze verhouding tot dieren is een spiegel van ons zelf: wat zien we in die spiegel? De traditionele afbakening tussen mens en dier – in termen van rede, geest, moraal – is aan het afbrokkelen. De moderne wetenschap heeft sinds Darwin sterk bijgedragen aan de grensvervaging tussen mensen en dieren. De mens is zijn status aparte kwijtgeraakt, althans ideologisch, maar in de praktijk blijft het de mens die dieren onderwerpt aan grenzen. De mens is in het biologisch continuüm van levensvormen dan misschien wel een dier – bijzonder maar niet uitzonderlijk –, maar tegelijkertijd is dit gegeven niet zonder paradoxen: het vanzelfsprekende van dierlijk leven – leven zoals je aard is – is de mens vreemd.
Dier plus iets extra’s
Ik blijf er moeite mee houden om te spreken van de mens als dier. Het perspectief dat zo geopend wordt vind ik misleidend. Óf de mens is dan simpel een dier, een evolutionaire variant van het veelvormige dierlijke leven waarmee de planeet bevolkt is, óf de mens is een dier plus iets extra’s, niet alleen deel van de natuur, maar ook daarboven uitstijgend ‘subject’ , ‘geest’. Beide alternatieven kennen we uit de moderne wijsbegeerte. De een materialistisch-reductionistisch, de ander dualistisch (Descartes, Kant, e.a.).
Animal rationale
Waarom niet gekeken naar de filosofische traditie van Aristoteles en Thomas van Aquino? Daar wordt gesproken over de mens als animal rationale, een redelijk levend wezen. De mens deelt het animal-zijn met andere dieren. Animal betekent bezielde lichamelijkheid, zintuiglijkheid, vitaal streven, een ‘gevoelig’ wezen van vlees en bloed.
De mens is een animal. Dat is iets anders dan te zeggen dat de mens een dier is (met misschien iets extra’s). De kern van het animale leven ligt in de zintuiglijkheid, de aisthesis, wat we kunnen omschrijven als het waarnemend vanuit zichzelf vitaal betrokken zijn op de omringende wereld, openheid én grens tussen binnen en buiten. Voor Aristoteles impliceert aisthesis: vatbaarheid voor genot en pijn, het ritme van slapen en waken, van in- en uitademen, jeugd en ouderdom, en leven en dood. In het animale leven is een ritmische dynamiek te herkennen van zich openen en zich sluiten.
Animal op een specifieke menselijke wijze
Als we spreken van ‘animal’, dan is dat logisch gezien een genus, iets wat zich tot de diverse soorten van levende wezens verhoudt als fruit tot appels en peren. Voor het begrip van het dierlijk zijn van mensen is dit van wezenlijk belang. In de mens is het animal-zijn aanwezig op een specifieke menselijke wijze; of anders gezegd, de animaliteit (zintuigen, passies, e.d.) is van binnenuit gevormd door de specifieke menselijke levensvorm dat zijn bepalend principe in de redelijkheid heeft. De mens is dus animal én verhoudt zich tot zijn animaliteit. In dit bestek kunnen we niet afdoende uitleggen wat redelijkheid allemaal inhoudt. Misschien volstaat het hier om te zeggen dat de rede het principe is van onze vrije zelfverwerkelijking in het licht van wat waar en goed is. Zo beschouwd is het mens-zijn niet alleen een gegeven, maar vooral ook een opgave van het vrije zelf, dat tevens subject is van zijn animaliteit.
En de wolf?
De verhouding tot de animal in je zelf fundeert de verhouding tot andere dieren. Wat het betekent een dier te zijn is de mens niet helemaal vreemd. Daar deelt hij zelf in. Niet dat hij daarmee geheel samenvalt. Dat opent de mogelijkheid van solidariteit, van zorg en verantwoordelijkheid. Dat wordt ook van ons gevraagd als het bijvoorbeeld om de wolf gaat.